Veelgestelde vragen (FAQ)

Hier vind je een aantal veelgestelde vragen en de antwoorden over de besluiten van de meerjarige festival- en productiesubsidies 2025-2028.

Algemeen
Waar kan ik meer informatie vinden over het subsidieproces van de meerjarige festivalsubsidies 2025-2028?
Waar kan ik meer informatie vinden over het subsidieproces van de meerjarige productiesubsidies 2025-2028?
Hoe zijn de adviescommissies samengesteld?
Elke commissie kent een aantal adviseurs en werd voorgezeten door een onafhankelijke voorzitter, die niet inhoudelijk deelnam aan de beoordeling. Voor de festivalsubsidie zijn er adviescommissies per landsdeel samengesteld en voor de productiesubsidie zijn er adviescommissies per categorie (I, II of III) gevormd. Lees voor meer informatie over de werkwijze van de commissies per regeling, de ‘Toelichting op de besluiten’.
Wie zitten er in de adviescommissies?
De inhoudelijke beoordeling van de aanvragen is gedaan door experts uit de podiumkunstensector met kennis van de verschillende disciplines en expertise op het gebied van productie, programmering en publieksbereik. Bij de samenstelling van commissies is rekening gehouden met diversiteit in vakinhoudelijke deskundigheid, gender, leeftijd, woonplaats en culturele achtergrond. De adviescommissies zijn voorgezeten door een onafhankelijke voorzitter. Lees hier alle namen van de adviseurs en de voorzitters.
In hoeverre is de beoordelingslijst per subsidie inzichtelijk met beoordelingsscores?
We delen de waardering in het advies. Alle adviezen zijn te lezen op onze website.
Meerjarige productiesubsidies
Is het aantal honoreringen bij de meerjarige productiesubsidies dit keer lager dan voorgaande jaren?
Ja, het aantal honoreringen is lager uitgevallen dan voorgaande jaren. Het aantal aanvragen bij de meerjarige productiesubsidies was groter dan ooit: 273 aanvragen (tegenover 202 voor 2021-2024 en 160 voor 2017-2020). Bij het maken van de regeling maakten we daarnaast in het kader van onze opdracht een aantal keuzes:

We verhoogden de aan te vragen bedragen, om daarmee organisaties ruimte te bieden om in te kunnen spelen op (maatschappelijke) ontwikkelingen en opdrachten;

We verschoven een gedeelte van het budget naar de productiebijdrage van de podiumregeling, waarmee we in de periode 2025-2028 in alle landsdelen (co)produceren mogelijk maken.


Hierdoor konden we minder producenten een subsidie toekennen dan in de periode 2021-2024. Het aantal honoreringen daalde van 149 naar 127.

Waar we voor de periode 2017-2020 en 2021-2024 nog driekwart (74%) van de aanvragen voor meerjarige productiesubsidie konden toekennen, is dat in deze ronde minder dan de helft (47%). Dat heeft geleid tot het afwijzen van zowel nieuwe aanvragers als aanvragers die al meerjarige subsidie ontvangen.

Hoe verhoudt dit zich tot de ‘rust en ademruimte’ die staatssecretaris Uslu beloofde?
Staatssecretaris Uslu overwoog om de huidige subsidieperiode te verlengen, maar besloot toch dat er een nieuwe aanvraagronde voor meerjarige rijkssubsidie moest plaatsvinden. In Uitgangspunten Cultuursubsidies 2025-2028, juni 2023, zei zij dat ze rust wilde bieden door behoud van huidige functies in de basisinfrastructuur en gelijkblijvende budgetten. Daarnaast gaf zij aan ademruimte voor organisaties te willen creëren door inzet van middelen voor fair pay, loon-prijsbijstellingen en onderzoek naar mogelijkheden tot vermindering prestatiedruk en het afstemmen van aanvraagprocedures van het Rijk met andere overheden.
Is het aantal nieuw gehonoreerden in de meerjarige productiesubsidies deze keer groter dan in vorige rondes?
Nee, dit percentage verschilt niet veel van de periode 2021-2024. Van de 127 toekenningen ontvingen 53 producenten in de voorgaande periode nog geen meerjarige rijkssubsidie. Dat is 42 procent van het totaal aantal toegekende organisaties. In 2021-2024 was dit percentage aanvankelijk ook 42 procent; na het beschikbaar komen van aanvullende middelen voor de positie geadviseerde organisaties ‘onder de zaaglijn’, steeg dit percentage naar 48 procent.

In de periode 2017-2020 voerde het Fonds een andere meerjarige regeling uit (de meerjarige activiteitensubsidie). Toen was het percentage nieuwe instroom onder producenten na toekenning aanvullende middelen 46 procent. De 42 procent nieuwe instroom is dus vergelijkbaar met de vorige twee rondes meerjarige subsidies.

Betekent de nieuwe instroom bij meerjarige productiesubsidies dat er nu veel jonge makers gehonoreerd worden?
Nee. ‘Nieuwe instroom’ gaat om makers die op dit moment niet meerjarig ondersteund worden door het Fonds, maar in alle gevallen al langer aantoonbaar actief zijn en een publiek bereiken. Er werden eisen gesteld aan professionaliteit van de organisatie en er moest in de periode 2022-2023 een minimaal aantal producties en uitvoeringen gerealiseerd zijn.

Wat in de context van deze regeling een nieuwe aanvrager is, loopt sterk uiteen: van (relatief) nieuw in het professionele veld als aanvrager uit een nieuwe generatie, tot gevestigde makers die in een nieuwe organisatievorm gaan opereren of herintreders in de meerjarige regeling.

Nieuwe instroom vindt met name plaats in categorie I. In categorie III is één nieuwe aanvrager gehonoreerd.

Zijn bepaalde disciplines of genres minder gehonoreerd dan de periode hiervoor?
Nee, de uitkomsten van de vorige en komende periode tonen een vergelijkbare verdeling over disciplines. We zien in vrijwel alle disciplines dat door de vermindering van het aantal plekken sprake is van teruggang in absolute aantallen. Percentueel gezien is de verdeling tussen disciplines vrijwel gelijk gebleven. De afwijkingen ten opzichte van de verdeling in 2021-2024 zijn klein: de toekenningspercentages per genre zijn vrijwel gelijk gebleven. Een lichte percentuele daling zien we bij teksttheater, klassieke muziek, musical en hedendaagse dans. Een lichte percentuele groei bij jazz en jeugddans.
Welke rol speelde het criterium geografische spreiding bij de beoordeling van de meerjarige productiesubsidies 2025-2028?
Het criterium geografische spreiding is, nadat het in de periode 2021-2024 geen criterium was in de meerjarige productieregeling, teruggekeerd, als onderdeel van de opdracht aan het Fonds. Het effect hiervan is merkbaar. Waar het aantal meerjarig ondersteunde organisaties buiten de Randstad ongeveer gelijk bleef, is het aantal binnen de G4 gedaald. De terugloop van het aantal meerjarig ondersteunde gezelschappen en ensembles is met name binnen Amsterdam (21 producerende organisaties minder toegekend dan in 2021-2024) zichtbaar.
Waar is bij de beoordeling van het criterium geografische spreiding op gelet?
Met het criterium geografische spreiding werd per categorie getoetst hoe de aanvrager met diens activiteiten bijdraagt aan de geografische spreiding van podiumkunsten in Nederland. Om de geografische spreiding te bepalen, beoordeelde de commissie elke aanvraag op twee onderdelen:

De plek waar de aanvrager is gevestigd. Er is gekeken of de aanvrager met diens vestigingsplaats bijdraagt aan de spreiding van de podiumkunsten over Nederland, mits er feitelijk sprake is van inbedding in die plaats.


De spreiding van uitvoeringen. Er is gekeken of de aanvrager een aantoonbare rol speelt in een evenredige spreiding van podiumkunsten in Nederland (inclusief Caribische gemeenten en landen binnen het Koninkrijk).

Hoe is de geografische spreiding van voorgenomen uitvoeringen door producerende organisaties beoordeeld?
Bij de beoordeling van de spreiding van uitvoeringen stonden de spreidingsvoornemens van uitvoeringen voor de periode 2025-2028 centraal. Deze werden op haalbaarheid getoetst aan de hand van de realisatie in de jaren 2022 en 2023. Het Fonds onderscheidt de volgende gebieden: de vijf regio's Noord, Oost, Midden, West, Zuid en het Caribisch gebied en de steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht.

Voor het bepalen van de bijdrage van een aanvrager aan geografische spreiding van uitvoeringen heeft het Fonds gekeken naar de mate van evenredige spreiding van uitvoeringen van een aanvrager per categorie over het land, ook in relatie tot andere aanvragers. Dit betekent dat hoe gelijkmatiger de spreiding is verdeeld over het land, hoe hoger de organisatie op dit onderdeel is gewaardeerd (met 1 of 2 punten). Om dat te kunnen doen heeft het Fonds de volgende systematiek gehanteerd. Binnen een categorie is van alle aanvragers percentueel vastgesteld welk aandeel van hun uitvoeringen in een bepaalde regio of stad zal plaatsvinden. Per stad en regio zijn de percentages van de verschillende aanvragers op volgorde van klein naar groot gezet. Het middelste percentage (de mediaan) is als uitgangspunt gehanteerd bij het beoordelen van de spreiding van individuele aanvragers.


De commissie heeft de voorgenomen spreiding van uitvoeringen vergeleken met de medianen om te beoordelen of een aanvrager bovengemiddeld speelt in een bepaalde stad of regio. Ter illustratie: stel dat een aanvrager in categorie I in de regio Zuid 15,6% van diens totale voorgenomen uitvoeringen speelt, dan speelt de aanvrager bovengemiddeld in die regio, want de mediaan in die regio is 13,3%.

Voor een positieve beoordeling is het uitgangspunt geweest dat het niet voldoende is om in één of twee regio’s meer dan de mediaan te spelen. We hebben de scores als volgt verdeeld:

Eén punt bij een percentage uitvoeringen dat in meer dan 3 van de 9 regio’s/steden hoger is dan de mediaan (Redelijke bijdrage aan een evenredige spreiding van uitvoeringen)

Twee punten bij een percentage uitvoeringen dat in meer dan 5 van de 9 regio’s/steden hoger is dan de mediaan (Grote bijdrage aan een evenredige spreiding van uitvoeringen)

Nul punten in andere gevallen (Geen bijzondere bijdrage aan een evenredige spreiding van uitvoeringen)

Kan ik als aanvrager achterhalen hoe het Fonds mijn spreiding van uitvoeringen berekend heeft?
In dit document zijn geanonimiseerd (op aanvraagnummer) de gegevens te vinden die ten grondslag lagen aan de berekening van de medianen en de beoordeling per aanvrager. Het betreft het aantal voorgenomen uitvoeringen per aanvrager per regio/stad. Hiermee kan iedere aanvrager zien welke gegevens gebruikt zijn voor de beoordeling van het onderdeel geografische spreiding per categorie. Het is ook mogelijk om per aanvrager te berekenen of deze per regio/stad meer of minder dan de mediaan beoogt te spelen. Let op: in het document staan absolute aantallen.
Mijn aanvraag is gehonoreerd
Wanneer krijg ik het eerste subsidiebedrag overgemaakt?
De eerste uitbetaling van de meerjarige subsidies op 15 januari 2025.

De festivalsubsidies worden ieder jaar in twee voorschotten uitbetaald, uiterlijk op de 15e dag van januari en april. Voor biënnales geldt een aangepast bevoorschottingsschema.

Productiesubsidies worden per kwartaal bevoorschot, uiterlijk op de 15e dag van januari, april, juli en oktober. Daarnaast wordt in januari 2025 een extra kwartaalvoorschot uitbetaald dat wordt verrekend in 2028.
Wanneer komt het Handboek Verantwoording meerjarige subsidies 2025-2028 online?
Het Handboek Verantwoording meerjarige subsidies 2025-2028 wordt in december 2024 op onze website gepubliceerd. Hierin staan alle aanwijzingen en voorschriften voor de jaarlijkse verantwoording van de subsidie.
Zijn de fair-pay gelden al meegenomen in de subsidiebedragen in de besluiten van 3 juli 2024?
Nee, de fair pay-middelen zijn nog niet opgenomen in het besluit dat je 3 juli hebt ontvangen. Daarom ontvang je in september 2024 een herziene beschikking. Daarin nemen we naast de indexering naar prijspeil 2024 ook de verhoging van de subsidie met fair pay-middelen mee.
Wat zijn de aanvullende fair pay-gelden per subsidieregeling?
Alle organisaties met een meerjarige subsidie 2025-2028 ontvangen aanvullend op de nu toegekende bedragen jaarlijks een bedrag voor fair pay.

Voor de festivalsubsidie gelden de volgende opslagpercentages voor fair pay:
  • Programmeringsbijdrage: 19,5% van het toegekende subsidiebedrag
  • Organisatiebijdrage tot 150.000 euro per jaar: 11,5% van het toegekende subsidiebedrag
  • Organisatiebijdrage tot 300.000 euro per jaar: 7% van het toegekende subsidiebedrag

Voor de productiesubsidie geldt het opslagpercentage als volgt:
  • Categorie I: 19,5% van het toegekende subsidiebedrag
  • Categorie II: 11,5% van het toegekende subsidiebedrag
  • Categorie III: 7% van het toegekende subsidiebedrag

Het Fonds vraagt alle gehonoreerden in het najaar van 2024 een aangepaste begroting in te dienen, waarin de besteding van de fair pay-middelen zichtbaar gemaakt wordt.
Mijn aanvraag is niet gehonoreerd
Ik ben het niet eens met het besluit. Wat kan ik doen?
Op dit moment is de termijn om een bezwaarschrift in te dienen verstreken.
Waar vind ik meer informatie over bezwaar maken?
Meer informatie over bezwaar maken is te vinden onderaan de beschikking en op onze website.
Komen er in de beleidsperiode 2025-2028 nog andere subsidiemogelijkheden vanuit het Fonds voor festivals en producerende organisaties?
Aanvragers van wie de plannen nu niet gehonoreerd worden, kunnen voor (delen van) hun activiteiten aanvragen doen bij andere regelingen van het fonds, deze zijn echter niet meerjarig. Voor producerende organisaties is dat bijvoorbeeld de productiesubsidie. Voor presenterende initiatieven wordt er in 2025 een nieuwe regeling ontwikkeld. Houd onze website in de gaten.
Komt er een frictieregeling vanuit het Fonds Podiumkunsten?
Het Ministerie van OCW heeft aan het Fonds Podiumkunsten aanvullende middelen ter beschikking gesteld voor organisaties die in de periode 2021-2024 meerjarig gesubsidieerd werden, maar waarvan de aanvraag voor de periode 2025-2028 niet is gehonoreerd, of waarvan de subsidie in 2025-2028 substantieel lager zal zijn. Deze middelen zijn bedoeld om een financiële dekking te geven aan reorganisatiekosten die het gevolg zijn van het stoppen of verminderen van de meerjarige subsidie, dan wel kunnen worden ingezet voor het (gedeeltelijk) voortzetten van activiteiten in 2025. 

 De hoogte van de aanvullende subsidie is afhankelijk van de gemiddelde ontvangen meerjarige subsidie (inclusief indexering, maar exclusief covid-middelen) in de periode 2021-2024. De betreffende organisaties zullen binnenkort een aanvullende subsidie ontvangen ten behoeve van deze frictiekosten.

Bij één periode van vier jaar is de hoogte van de subsidie 2/12 van het gemiddelde jaarbedrag over de periode 2021-2024.

Bij twee aaneengesloten periodes (2021-2024 en 2017-2020) is de hoogte van de subsidie 3/12 van het gemiddelde jaarbedrag over de periode 2021-2024

Bij drie aaneengesloten periodes (2021-2024, 2017-2020 en 2013-2016) of langer is de hoogte van de subsidie 4/12 van het gemiddelde jaarbedrag over de periode 2021-2024.

Voor organisaties die vanaf 2025 minstens 10% minder subsidie gaan ontvangen wordt de hoogte van de bijdrage gebaseerd op de subsidievermindering. 

Veelgestelde vragen (FAQ)

Hier vind je een aantal veelgestelde vragen en de antwoorden over de besluiten van de meerjarige festival- en productiesubsidies 2025-2028.

Hoe werkt het?

Voor wie voor het eerst subsidie aanvraagt bij het Fonds Podiumkunsten.

Algemene documenten

Algemeen reglement Fonds Podiumkunsten Huishoudelijk reglement Fonds Podiumkunsten

Bezwaar maken

Als u het niet eens bent met een beslissing van het Fonds Podiumkunsten, dan kunt u daartegen bezwaar maken door het indienen van een bezwaarschrift.

Ontvangsten van het Fonds en de belastingen

Het Fonds Podiumkunsten betaalt subsidies, vacatiegelden en kostenvergoedingen ook aan personen. Hoe moeten deze betalingen in de aangifte worden verwerkt?

Bestuursbesluiten

Een aantal regelingen van het Fonds bevat de mogelijkheid een subsidieplafond in te stellen of een bestaand plafond te verhogen of te verlagen. Deze besluiten worden op deze plaats bekendgemaakt.

Governance

Goed bestuur (vaak ook aangeduid als governance) gaat over de wijze waarop in een organisatie besluiten worden genomen. Het Fonds Podiumkunsten ziet goed, verantwoord en transparant bestuur als basisvoorwaarde voor instellingen om succesvol te kunnen opereren.